6de brief uit Kamp Weeze

Hieronder de 6de brief uit Kamp Weeze die Gregor (Sjors) Hopp schreef op 8 januari 1945. Onder de foto's  een uitgeschreven versie van de brief.

6de brief uit Weeze

Weeze, Krankenrevier, 8 Januari 1945

 

Mijn lieve Mientje, en mijn klein lief meisje. Het is maandagavond en ik lig nog steeds in het Krankenrevier. Het gaat me uitstekend en ik voel me goed, ik ben bijna weer beter. Volgens het onderzoek van den dokter van hedenmorgen ben ik weer klaar. Maar hij zeide tegen ons beiden, Marinus Rechterschat en mij. Nou ja, blijf dan nog maar een dagje. Marinus, die er vast op gerekend had dat hij werd afgekeurd, was vanmorgen zoo neerslachtig, dat hij eerst zeide: Je zult zien, nou zie ik Enschede nooit meer, hoogstens nog […] granaat in de reet. Ik moest toen toch lachen en zei, ik denk dat je aan een stukje ook wel genoeg hebt. En zoo zitten we mekaar maar weer op te beuren, als er een of ander eens een sombere bui heeft. We behoeven ons hier echter niets te vervelen want gisteren waren we getuige van een brok oorlogsellende, zoo schrijnend, dat ons eigen lot in het niet viel. Vluchtelingen, mannen, vrouwen, heel oude en heel jonge, grijsaards en kinderen, tot zuigelingen van een paardagen en zoeken. Eerst kwam er een autobus vol die werd afgeladen in het parochiehuis, waarin onze ziekenzaal gevestigd is. We zijn uit onze kribben gekropen en hebben geholpen. Wat dat echter zeggen wil, dat moet men eerst gezien hebben om zoo’n ellende te kunnen […]. Tegen de avond kwam de groote colonne aan. Zwaar beladen op fietsen en met handkarretjes. Het waren Hollanders uit Bergen (Limburg) ongeveer 1500. Het hele stel heeft een onderkomen gezocht en gevonden in Weeze. Maar wat een gejammer, geroep en gebrul van die kinderen. Vanmorgen is de groote […] weer verder getogen, loopend door de versch gevallen sneeuw. Ik moest direct aan Mamma denken, toen ik die oude hulplooze vrouwen zag. Men zegt dat deze menschen verder gaan, weer Holland in en dan naar Winterswijk. Of ’t waar is? Men weet tegenwoordig niets zeker. De vijftig menschen echter uit de autobus, die vannacht in de Parochie geslapen hebben, zijn nu nog hier, ze hebben ons heel wat verteld, sinds einde oktober ligt hun dorp, vlak aan de Maas onder granaatvuur der Engelschen. Al dien tijd hebben ze in de kelders geleefd. Hun huizen zijn langzamerhand boven hun hoofden aan flarden geschoten. Zelfs Kerstmis hebben ze in de kelders gevierd. Eerste vonden we het verschrikkelijk zeiden ze, maar later denkt men alleen aan zijn leven en al het andere valt hierbij in het niet. Maar nu moesten ze toch weg uit het dorp. We zullen maar hopen dat we voor zulk een lot gespaard blijven. En als je ziet, wat die menschen mee kunnen nemen dan moet men zich toch bedroeven.

Gelukkig vanmorgen kwam onze Lager-[…] nog een brief van jou brengen. Nou Mientje, dat is feest, je kunt je haast niet voorstellen hoe blij ik ben met een brief van jou. Fijn, dat je deze brief zoo, tuschendoor nog weg kon krijgen. Die bewuste man, die jou brief meenam, kon zeker de tabak niet meenemen? Ik heb ze tenminste niet gekregen. Ik hoop maar, dat er flink wat in het pakje zit, want ik ben al weer een heele poos zonder. Ik ben blij, dat het jou. Joke en allen nog zoo goed gaat, het is steeds een heele geruststelling voor mij, als ik weer wat van jou gehoord heb, schat. Hier zijn de meeste jongens nog steeds zonder bericht of pakje van huis. Dan heb ik nog niets te klagen, wat jij? Het is nu dinsdagmorgen en de vluchtelingen uit Bergen, dat wil zeggen de ouden en zieken zijn nog niet vertrokken, zij wachten nog steeds op een autobus. We hebben gisteravond wederom het geheel gebouw afgezocht, om wat dekens en matrassen bij elkaar te scharrelen om al die menschen zoo goed en zoo kwaad het ging een slaapplaats te maken. Zooeven praatte ik nog met een oude boerenman, hij vertelde mij, dat hij gisteren zijn eigen zes koeien nog weer gezien had hier in Weeze aan het station, och god, zeide hij ze hadden mekaar best weer opgezocht en stonden dicht bij elkaar, en toen begon de oude toch zoo te huilen. Die oude boeren menschen hechten zoo aan hun vee, alsof het hun kinderen zijn. De groeten aan Akkerman zal ik direct overbrengen als ik weer in het Lager kom. Mijzelf gaat het goed en als je denkt dat ik er slecht uit zie, dan heb je het toch heusch mis. Ik zie er best uit, aan de foto waarop we met z’n drieen staan, kan ik dat het beste zien. Maar het eten is hier dan ook goed en ruim voldoende en dan al bijna 3 maanden in de frische lucht. Je behoefte me voortaan ook geen drank meer te zenden, want van de druppels die ik hier in het krankenrevier krijg kon ik zoveel achterover trekken, dat ik voorlopig genoeg heb en toen ik vanochtend hetzelfde aan de […] van het revier vroeg, bezorgde hij mij nog een heel flesje hiervan, dat neem ik mee naar huis, voor later, want die druppels zijn bijzonder goed. Het is nu dinsdagmiddag en onze ziekenzaal zit nog heelemaal vol met vluchtelingen. Nu zijn er ook nog wat bijgekomen uit het Holl. Plaatsje Well. En ze wachten maar op vervoer. In elk geval kwam de dokter derhalve vanmorgen niet op de zaal en dat scheelt mij al weer een dagje. Want ik lig hier graag en buiten is het koud en de sneeuw ligt wel 15 cm hoog. Ja, lieve Mientje, je hebt het er wel over, ik zou me ziek houden, nou ik heb mijn best gedaan, daar kun je wel van opaan, want het ligt zich beter in zoo’n verwarmde zaal dan om in de sneeuw rond te baggeren, en we hebben, wat dat aangaat, allen een goede leerschool doorlopen, maar onze dokter is een vakman, die kent al die stukjes door en door. Niettegen staande, kun je er van overtuigd zijn, dat ik alles mogelijke in het werk gesteld heb en nog dagelijks probeer om afgekeurd te worden, maar en dat zeide de dokter gisteren nog tegen mij, je hebt je gezicht tegen, want je ziet er te goed uit en je bent nog te jong. Want al diegenen die afgekeurd zijn, zijn boven de vijftig, of ze hebben iets in hun […], dat ik dan toch maar liever niet heb, laat mij dan nog maar een poosje hier blijven en gezond thuis komen. En dan lieve schat, ik heb sinds ik uit dat gehate Ahaus weg ben, zoo’n onbeperkt vertrouwen dat ik eens en misschien wel spoedig weer bij jou en Joke ben, dat ik me werkelijk niet ongelukkig voelen kan. Ik hoop van harte dat ook jij lieve meid, van het zelfde vertrouwen bezield bent en blijft. Laten we dit vertrouwen behouden Mientje, het zal ons over vele narigheden heen helpen. En houdt je eraan, het zal wel los loopen hoor! Het is hier op ’t oogenblik een kindergebrul in de zaal, dat ons hooren en zien vergaat. Ik zal maar even wachten tot dat die kersmis vertrokken is, want ik kan mijn gedachten niet meer bij de brief houden. Zoojuist werd hier in de zaal bekend, dat de groenteboer Joop Kooiker uit de Elferings- of Zweeringsweg, die in Ahaus was afgekeurd en weer in Enschede was, in de Parkweg door een bom getroffen en gedood was. Zoo kan het ook gaan, liev Mientje, laten we dus maar rustig afwachten, wat er over ons wordt beschikt, en onser bij neer leggen wat lieve god met ons voorheeft. Als hij het goedvindt dat we weer bij elkaar komen, dan gebeurd het. En als hij anders beschikt heeft, dan is het ook goed. Maar het is ook te begrijpen, dat jij je bezorgd maakt over mij, dat is natuurlijk en dat laat zien, hoeveel je van mij houdt, maar insgelijks maak ik mij ook bezorgd over jou en ben je nog niet uit mijn gedachten. En zoo moet het ook zijn!

 

Zoojuist werd mij de kaart gebracht die jij op een januari geschreven hebt. De brief van jou, die ik zoojuist beantwoord heb in dit schrijven was van 3 januari. Hartelijk dank voor de kaart Mientje, elke bericht brengt vreugde voor mij, dan weet ik weer, dat het nog goed is met jou. Sinds ik in Weeze ben heb ik jou al 5 maal geschreven en is dit de 6de brief. Alles kan ik niet schrijven, maar later kan ik jou heel wat vertellen, want we hebben hier heel wat, veel droevigs, maar we lachen soms ook uitbundig en hebben echte schik. Och, een mensch kan zich vaak gauw overal in schikken en wie het zien wil, ziet overal wat moois en leerzaams. Het is 9 uur ’s avonds, nog zit onze zaal vol vluchtelingen. Het zijn al weer anderen. We hebben alle mogelijke draagbaren, matrassen enz. weer bij elkaar gezocht en nog zitten er nog heel wat op stoelen om zoo de nacht door te brengen. Toen het bekend werd, dat die menschen vanavond niet verder konden, toen werden direct ketels vol eten gebracht, maar deze menschen, meestal boeren, kennen dat lagerkostje nog niet. Ze eten er maar weinig van. Wij eten tenminste vandaag al voor de derde maal van die voedzame gortsoep. Wij kennen het al beter. En zij zullen het nog wel leeren. Maar als we het tooneel hier om ons heen beschouwen, dan weten we soms niet, of we er om lachen of huilen zullen. Zes kinderen liggen op het biljart, 5 stuks in een kribbe, op de grond op een matras vier of vijf van hetzelfde goedje kris en kras door elkaar en allen slapen als rozen. Het zijn meestal arme boerenlui met heel veel kinderen. Echt van die Roomssche gezinnen uit Limburg. Arm en smeerig. Lieve Mientje nu moet ik sluiten. Heden woensdag heeft de dokter ons nog een dagje erbij gegeven. Het gaat mij uitstekend, ik hoop dat het jou ook goed gaat. Daag Mientje, dag lieve Joke, vele zoenen voor jou en mijn lieve schat, tot ziens! Ik hoop dat ik gauw een pakje krijg en een lange brief